De primaire levens­behoeften van de mens liggen voor een groot deel in een veilige en gezonde leefomgeving. De bouw is dan ook misschien wel de oudste industrietak in de geschie­denis van de mensheid. In Rome bewon­deren wij de bouwkunst van vóór de jaartelling, als we rijden over wegen en bruggen waarvan de fundamenten al in de Romeinse tijd zijn aan­gelegd. Ook vandaag de dag speelt de bouw een sleutelrol in de grote uitdagingen waarvoor onze samenleving staat.

De bouwsector versterken en oplossingen bieden voor maatschappelijke uitdagingen zoals het verduurzamen van woningen en effectiever gebruik van grondstoffen. Met die doelstelling namen de drie ministers van Economische Zaken, voor Wonen en Rijksdienst, en van Infrastructuur & Milieu in samenspraak met de bouwsector op 29 november 2016 het initiatief voor ‘De Bouwagenda’. Als concrete doelstellingen werden genoemd:

  • te komen tot een energieneutrale gebouwde omgeving in 2050; en 100% energieneutrale nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen vanaf 2020;
  • 50% minder gebruik van primaire grondstoffen in de bouw in 2030; in 2050 moet de sector geheel circulair zijn;
  • tenminste 10% productiviteitstijging in de bouwsector in 2025.

Een groot aantal vertegenwoordigers vanuit alle onderdelen van de bouwsector, overheid, kennisinstellingen en maatschappelijke groepen is bijeengekomen op de Bouwcampus in Delft om deze opgave in te vullen. Er ontstond een unieke, open dialoog met ruim 50 betrokkenen. Nooit eerder zaten zoveel partijen in een sfeer van vertrouwen en commitment met elkaar om tafel. Gezamenlijk is gewerkt aan De Bouwagenda, waarin een ambitieuze visie en actieprogramma voor de komende 4 jaar worden neergelegd. De gemeenschappelijke conclusie hierin luidt dat de in de kabinetsbrief genoemde doelstellingen alleen te realiseren zijn, wanneer ze in het kader worden geplaatst van een aantal, deels mondiale, ontwikkelingen, die in snel tempo op ons afkomen:

Energietransitie

Eeuwenlang hebben mensen gedacht dat onze energievoorraden onuitputtelijk zijn. Als de ene grondstof eindig leek, diende de volgende zich aan. Hout, turf, kolen, olie, gas, kernenergie – steeds boorden we in de natuur een nieuwe bron aan. Er was blind vertrouwen dat dit eindeloos zou kunnen doorgaan – en bij sommigen is dat er nog steeds. Inmiddels weten we, dankzij overvloedig wetenschappelijk bewijs, dat we met het in korte tijd opstoken van fossiele bronnen ons eigen klimaat beïnvloeden. Als wij de uitstoot van schadelijke broeikasgassen als CO₂ niet beperken, laten we voor onze kinderen en kleinkinderen een planeet achter met een onbeheersbaar klimaat, waardoor grote groepen mensen in hun voortbestaan worden bedreigd.

Er is een energierevolutie in de gebouwde omgeving noodzakelijk

De bouwsector zag energieverbruik van oudsher als kostencalculatiepost. Bij de keuze van materialen speelde de CO₂-uitstoot niet of nauwelijks een rol. Woningen en gebouwen werden vanzelfsprekend op het gasnet aangesloten, voor de energieprestatie golden doorgaans de minimumnormen. Inmiddels weten we dat bijna 40% van ons energieverbruik op gaat aan verwarming van gebouwen en woningen.2 Er is een geweldige besparing mogelijk, zowel in huur- en koopwoningen als bij kantoren, utiliteitsgebouwen en infra-objecten. Deels door isolatie, deels door gebruik van duurzame bronnen zijn fossiele brandstoffen hier straks overbodig. De technieken om dit te realiseren zijn ruimschoots voor handen, het gaat er nu om deze op grote schaal zo efficiënt mogelijk uit te rollen.


De conclusie is duidelijk: er is een energierevolutie in de gebouwde omgeving noodzakelijk.

Gebruik van grondstoffen

In de bouw was traditioneel de keuze van materialen gericht op kwaliteit, functionaliteit, prijs en design. Potentieel hergebruik speelde bij de materiaalkeuze niet of nauwelijks een rol. Verspilling werd gewoon betaald, er was geen (economische) prikkel. Er was immers sprake van een oneindige voorraad grondstoffen. Althans dat dacht men. Ook hier kwam het breekpunt als een schok: de hoeveelheid grondstoffen is helemaal niet eindeloos. Hergebruik van bouw- en sloopafval krijgt steeds meer aandacht, maar is nog lang geen onderdeel van een integrale, circulaire benadering. Laat staan het hergebruik van bouwwerken en -elementen en het niet meer hoeven toepassen van primaire grondstoffen. Om volgende generaties niet in grote problemen te brengen moet dit radicaal anders.


Ook hier is de conclusie evident: er is in hergebruik en herbestemming een revolutie in de bouw noodzakelijk.

Klimaat

Ondanks mondiale inspanningen tot het zoveel mogelijk beperken van de opwarming van de aarde, zal het klimaat in de komende jaren zeker veranderen. Dit heeft grote consequenties voor een land als Nederland. Het gaat dan niet alleen over de bescherming tegen de stijging van de zeespiegel, maar vooral om de bedreiging vanuit de rivieren. Een zorgelijk effect van de klimaatverandering voor Nederland is ook dat niet alleen de hoeveelheid regenwater stijgt, maar dat het regenwater veel geconcentreerder neerkomt. Clusterbuien zullen steeds meer voorkomen. Onze infrastructuur, afvoerstelsels en onze planologie zijn hierop niet berekend. Een extra probleem is dat de bodem in een groot deel van Nederland daalt.


De conclusie luidt: er is een revolutie in ons waterbeheer- en afwateringssysteem nodig. De resultaten van die revolutie zullen belangrijke gevolgen hebben voor de inrichting van de openbare ruimte.

Duurzaamheid

Om de resultaten van het Klimaatakkoord van Parijs en het Energieakkoord te behalen, zullen de komende jaren zeer grote inspanningen moeten worden verricht. De doelstellingen zijn zo ambitieus dat de revolutie vandaag moet beginnen. Met name het verduurzamen van de gebouwde omgeving (woningbouw, utiliteitsbouw en boven- en ondergrondse infrastructuur) heeft hierbij prioriteit. Technologisch is de afgelopen jaren veel vooruitgang geboekt. Volgens de Taskforce Bouwagenda moeten we de komende jaren vooral inzetten op een betere financiering en het vergroten van draagvlak onder bewoners (huurders en kopers).


Onderzoeksresultaten laten zien dat op dit moment slechts 1% van de Nederlanders wil investeren in het klimaatbestendig maken van hun woning3. Daarnaast moet de overheid haar voorbeeldrol pakken in het verduurzamen van haar eigen gebouwen. Er ligt een gezamenlijke taak voor alle betrokkenen om iedereen in Nederland enthousiast te maken voor verduurzaming. Niet alleen omdat het noodzakelijk is, maar ook omdat het voordelen oplevert, bijvoorbeeld op het gebied van comfort en lagere energiekosten.

Verstedelijking

De groei van onze steden is één van de meest omvangrijke en complexe opgaven van dit moment. Steden zijn magneten voor mensen, bedrijven en investeringen en de steden worden daarmee steeds belangrijker voor de Nederlandse economie. De druk op beschikbare ruimte en bestaande infrastructuurnetwerken zien we in onze steden in hoog tempo oplopen. Dit brengt extra uitdagingen met zich mee, bijvoorbeeld om de hevigere weersomstandigheden die we in de toekomst gaan zien in de stad het hoofd te bieden. Tegelijkertijd biedt het kansen om onze belangrijkste stedelijke regio’s te ontwikkelen tot aantrekkelijke, duurzame en internationaal concurrerende metropolen. Daarbij moeten we evenveel aandacht hebben voor de gevolgen van verstedelijking voor regio’s waar de populatie juist terugloopt. Het voorzien in hoogwaardige huisvesting, gezonde lucht en een veilige en bereikbare leefomgeving staat overal in Nederland voorop.

Mobiliteit

Mobiliteit en bereikbaarheid zijn cruciaal voor de verdiencapaciteit van Nederland, een voorwaarde voor de leefbaarheid in steden en dorpen én een pijler onder de klimaatdoelstellingen. Goede bereikbaarheid zorgt voor een omgeving waar bedrijven zich graag vestigen en mensen willen leven en wonen. Mobiliteit maakt dat organisaties en mensen kunnen doen waar ze goed in zijn, stimuleert de productiviteit en draagt in hoge mate bij aan woon- en leefplezier.


Door de verstedelijking en economische groei blijft de vraag naar mobiliteit, en daarmee de behoefte aan een goede weg-, water- en spoorinfrastructuur, de komende jaren fors toenemen. Klimaat, energietransitie en technologische ontwikkelingen maken dat mensen anders gaan leven, anders gaan denken over mobiliteit en andere eisen gaan stellen. Demografische ontwikkelingen, zoals binnenstedelijke verdichting, hebben invloed op de mobiliteitsvraag. Meer mensen kunnen wonen en werken in dezelfde stedelijke regio. Daarmee kan het autogebruik – en dus de uitstoot van CO₂ - significant worden teruggedrongen. Het draagt ook bij aan oplossing van het fileprobleem, zo blijkt uit een studie van Significance (2016)4. Daarvoor is het wel noodzakelijk om de stedelijke mobiliteitsnetwerken op te schalen naar regionale netwerken met nieuwe fietsverbindingen, metroverbindingen en lightrail. Dat vraagt tegelijkertijd om nieuwe en flexibelere mobiliteitsconcepten, waarvoor de steden graag willen samenwerken met het Rijk, Schiphol, de havens en partners in de Triple-Helix (samenwerking overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven).


Ook in het landelijk gebied vormt het beschikbaar houden van (OV-)mobiliteit en infrastructuur een grote opgave. Investeringen, om nieuwe verbindingen aan te leggen en de bestaande verbindingen in stand te houden, blijven daarom hard nodig. Daarbij moet en kan het anders: slimmer, flexibeler, duurzamer en veiliger. Dit is de transformatie waar infrabeheerders, vervoerders en bouwsector samen voor staan.

Mobiliteit en bereikbaarheid zijn cruciaal voor de verdiencapaciteit van Nederland

Voor een optimaal functionerend mobiliteitssysteem zijn alle modaliteiten nodig. Het beter benutten van deze netwerken, en tegelijkertijd het verduurzamen ervan, kan door ontwikkeling en inzet van concepten vanuit Smart Mobility. De Bouwagenda onderstreept de ambitie van Nederland, vastgelegd in de ‘Declaration of Amsterdam’, om als koploper op het gebied van Smart Mobility te fungeren in Europa.  


Duurzamere mobiliteit moet hand in hand gaan met een duurzame bouw en duurzaam gebruik van infrastructuur. Dat betekent dat de uitbreiding en vernieuwing van onze infrastructuur samen moet gaan met energiebesparing of – opwekking en volledig circulair gebruik van materialen. Een overstap naar 3kV bovenleidingspanning zou bijvoorbeeld de grootste en meest principiële verandering van het spoorwegnet zijn sinds zijn ontstaansgeschiedenis en levert, naast een capaciteitsvergroting, een jaarlijkse energiebesparing op vergelijkbaar met het elektriciteitsgebruik van ruim 140.000 huishoudens5.

Leven met water

De geschiedenis van Nederland is in sterke mate bepaald door onze relatie met water. Veiligheid stond daarbij altijd voorop. Die lijn wordt tot op de dag van vandaag voortgezet in het Hoogwaterbeschermingsprogramma en de Kustlijnzorg. In deze programma's is het keren van water uitgangspunt. Om stad en land duurzaam veilig te houden en wateroverlast te voorkomen, investeren we ook in aanvullende actielijnen, namelijk het bieden van meer ruimte voor het water en het slim inrichten van stad en landschap. Deze lijnen worden uitgewerkt in het nieuwe Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie.

Naast veiligheid is water ook een voorwaarde voor natuurlijke en economische meerwaarde. De Delta Aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater geeft hier invulling aan.


Al deze maatregelen hebben als doel om Nederland klimaatbestendig te maken en economisch sterk te houden.


Een belangrijke uitdaging is om op systeem- en gebiedsniveau tot komen tot een integraal ontwerp en dit vervolgens door te vertalen naar concrete maatregelen, die in onderlinge samenhang (kosten)effectief zijn. Het gegeven dat zowel bij het Rijk als bij de waterschappen op grote schaal kunstwerken aan vervanging toe zijn, biedt kansen voor deze integrale aanpak.

Digitalisering

Digitalisering is een van de belangrijkste drivers van de geschetste revolutie in de bouw. Robotisering en 3D printing doen hun intrede in het bouwproces, maar ook tijdens het gebruik van een gebouw, woning, weg, tunnel of brug. De toepassing van Big Data heeft een lerend effect op hoe en wat we bouwen. Een ander voorbeeld is de toepassing van BIM en Big Data bij het ontwerpen van nieuwe wijken en gebouwen. Apparaten gaan met elkaar praten door het Internet of Things (IoT) en Remote Services. Hierdoor kan bijvoorbeeld onderhoud op een efficiëntere manier plaatsvinden. Ook zijn we in staat tot het continu verbeteren van ‘life cycles’.


Het nu al inbouwen van sensoren in gebouwen en infrastructuur zal nieuwe inzichten geven in gedrag en toekomstbestendigheid. Moderne (monitoring)systemen in woningen en infrastructuur dragen niet alleen bij aan comfort en controle op het energieverbruik en beschikbaarheid, maar gaan ook enorm helpen bij bijvoorbeeld de maatschappelijke opgave om senioren langer thuis te laten wonen. De woning van de toekomst is een ‘tablet’ met muren.


Een ander voorbeeld is het overgaan op volledige digitale treinbeveiligingstechniek die het spoor in staat stelt treinen sneller en dichter op elkaar te laten rijden. Het inbouwen op grote schaal van Smart Sensoring en Big Data in het spoorsysteem gaat een sprong betekenen in het voorspellen en daarmee voorkomen van storingen.

Digitale middelen zijn pas effectief als wij ze op de juiste manier leren gebruiken

Voor zover deze middelen er nu nog niet zijn, bedenken we ze. Ze veranderen niet alleen hoe we de gebouwde omgeving gaan voortbrengen, maar ook wat we gaan maken en hoe we deze gaan gebruiken. Zo wordt de gebouwde omgeving van een hogere kwaliteit tegen lagere kosten, zijn er minder verspillingen en minder fouten, en wordt beter voldaan aan de verwachtingen van alle stakeholders en met name de eindgebruiker. Digitalisering speelt een cruciale rol in de ambitie om te zorgen voor een aangenamere, veiligere, gezondere en duurzamere woon- en werkomgeving. Ook gaat de productiviteit in de bouwsector als geheel erdoor stijgen.


Digitale middelen zijn echter pas echt effectief wanneer wij ze op de juiste manier leren gebruiken. Hier ligt een belangrijke taak voor onderwijs en vakopleidingen.

Vervangingsopgave ​​​​​​​

Op dit moment kent Nederland veel verouderde gebouwen en infrastructuur. Een groot deel dateert van direct na de Tweede Wereldoorlog, en deels ook het Interbellum. In de periode 2025-2050 komt er een piek aan noodzakelijke vervangingsinvesteringen6. Als we deze opgave aanpakken met de huidige technieken en werkwijze is dit een gemiste kans om toekomstbestendige gebouwen en infrastructuur neer te zetten. Maar het is vooral ook veel te kostbaar en tijdrovend.

Aardbevingsbestendig bouwen en renoveren

De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) wint sinds 1963 aardgas uit het Groningenveld in Noordoost-Groningen. Vanaf 1996 treden daar in toenemende mate aardbevingen op. Alle partijen zijn het er inmiddels over eens dat de aardbevingen worden veroorzaakt door de aardgaswinning. De aardbevingen veroorzaken schade aan gebouwen in het gebied. Er is een toenemende zorg ontstaan over de veiligheid van de bewoners in Noordoost-Groningen. In de kern van het aardbevingsgebied staan ongeveer 22.000 woningen en 1.500 andere gebouwen. Schade die er is, moet direct worden verholpen. Voor verdere versterking moeten al die gebouwen ook worden geïnspecteerd, de te nemen versterkingsmaatregelen moeten worden vastgesteld en uitgevoerd. De maatschappelijke urgentie ligt in het terugkrijgen van het gevoel van veiligheid, gezondheid en leefbaarheid in de getroffen gebieden. Veilig kunnen wonen, werken en naar school kunnen gaan, heeft nu prioriteit. Maar dat kan, én moet, samengaan met de opgaven op het gebied van verduurzaming. Reguliere aanpakken die overheden, ondernemers en kennisinstellingen tot nu toe gewend waren toe te passen voor de bewoners, voldoen hier niet. Er is dringende noodzaak tot een specifieke op deze uitzonderlijke situatie passende aanpak die gunstige voorwaarden schept voor tempoversnelling en herstel van vertrouwen. Cruciaal daarbij is het organiseren van een daadkrachtige kennisontwikkeling en daadkrachtige doorzettingsmacht om de maatregelen in een hoger tempo uitgevoerd te krijgen.